Tot mijn dertigste was ik overtuigd dat ik geen kinderen wilde. De belangrijkste reden was dat ik er al meteen van uitging dat ik dat niet goed zou doen, moeder zijn. Ik kan erg ongeduldig zijn, ik zag me niet meteen tussen de vingerverf en het koekjesdeeg en de hoge eisen die er leken te zijn rond het moederschap brachten me één duidelijke conclusie: ik kan dat niet.
Toen we er dan toch voor gingen, bekeek ik het moederschap als een militaire operatie die tot in detail moest voorbereid worden. Zoals zoveel moeders las ik boeken, bekeek ik websites en ik zat zelfs op zo'n online moedergroep voor raad en steun. Ik was ontzettend goed ingelezen en had meerdere excelbestanden zodat niets aan het toeval overgelaten werd.
Maar het moederschap laat zich niet in een excelbestandje duwen, noch in een boek met een algemeen geldende waarheid en in zo'n moedergroep krijg je soms zoveel advies dat je het helemaal niet meer weet. Het begon al met de bevalling, waarbij het duidelijk werd dat kansberekening niet meer veel betekent als je toch tot dat kleine groepje hoort. Ik had rekening gehouden met – of gerekend op – gemiddeldes, maar al snel bleek ik daar weinig aan te hebben. Niets leek “te kloppen”.
Onmiddellijk gaf ik mezelf de schuld. Ik voelde me al vanaf de bevalling een mislukte moeder. Ik kon er niet bij dat hoewel ik zoveel gelezen had en me zo goed voorbereid had, alles toch zo anders en moeizaam ging. Conclusie: ik was geen goede mama. Hoe hard ik ook probeerde en mezelf wegcijferde, dat idee ging niet weg, integendeel. Overal rond me zag ik anderen het beter doen, hoorde ik boodschappen die ik interpreteerde als bewijs dat ik een slechte moeder was. Ik hield van mijn kind, maar kon ik ooit voldoende zijn voor hem?
Het hele proces ga ik hier niet beschrijven, maar het heeft veel tijd nodig gehad om echt te kunnen en durven geloven dat ik een goede moeder ben, op mijn manier. Niet perfect, maar is iemand dat? Ik heb ook hulp – veel zelfs – nodig gehad hierbij. Van vrienden die openhartig waren over hun imperfecties en twijfels en zonder oordeel en advies luisterden naar de mijne. Van psychologen en andere hulpverleners die niet alleen zochten naar waar die nood aan perfectionisme vandaan kwam, maar me vooral leerden – in kleine stapjes – om milder te zijn voor mezelf.
Af en toe lees ik nog steeds een boek over opvoeding – zeker in verband met hoogbegaafdheid – en ik wil me bijscholen over positive discipline, een opvoedstijl die heel goed past bij hoogbegaafde kinderen. Want jezelf informeren, daar is niks mis mee. Maar nu zie ik die informatie als verrijking en aanvulling bij mijn eigen waarden en ideeën, en niet langer als een handleiding die ik nauwgezet moet volgen.
Ik herval trouwens nog wel eens in dat perfectionistisch denken tijdens het opvoeden, en soms denk ik wel eens dat het gemakkelijker zou zijn met een gemiddeld kind, maar langs de andere kant, ik ben ook geen gemiddelde moeder, want die bestaan enkel in de statistieken en de boeken (net zoals die gemiddelde kinderen trouwens).
En zoals de leuze van de Week van de Opvoeding het zo mooi zegt dit jaar: Opvoeden is geen (wed)strijd. Ik probeer het ouderschap dus niet meer zo te beleven maar durf de moeder te zijn die het best bij mij past en die mijn kinderen nodig hebben. Want dat is het beste dat ik hen kan geven. En ik wens jou hetzelfde toe.
Reactie plaatsen
Reacties
Een moeder die het dichtst staat bij jezelf, is de beste moeder die je een kind kan geven. Een moeder op maat van hem/haar... wat kunnen ze nog meer wensen. Ik besef steeds meer dat kinderen meer leren van onze imperfecties dan van onze beste show! Succes daar! Wendy